-
1 retirer
retirer [rətieree]1 opnieuw trekken, schieten♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 afnemen ⇒ ontnemen, intrekken3 halen (uit, van)♦voorbeelden:♦voorbeelden:se retirer des affaires • zijn zaken aan kant doen, stil gaan leven1. v1) opnieuw trekken/schieten2) terugtrekken3) intrekken4) afnemen, ontnemen5) uitdoen [kleding]6) halen (uit)7) hebben, maken, behalen2. se retirerv1) weggaan3) teruglopen [zee]4) krimpen -
2 replier
-
3 retrait
retrait [rətre]〈m.〉4 (het) intrekken ⇒ (het) ontnemen, afnemen♦voorbeelden:être en retrait sur • achterblijven bijm2) (het) opnemen [geld]3) (het) afhalen, opvragen5) ontheffing, ontslag -
4 rétrograder
-
5 enterrer
enterrer [ãterree]2 begraven ⇒ afzien van, in de doofpot stoppen3 begraven ⇒ in de grond (ver)stoppen, bewaren♦voorbeelden:ici est enterré X • hier rust Xêtre enterré • begraven zijn, begraven liggenêtre mort et enterré • al lang dood zijnil nous enterrera tous! • hij zal ons allemaal overleven!enterrer sa vie de garçon • zijn vrijgezellenleven uitfuiven, een vrijgezellenfuif geven1 zich terugtrekken ⇒ zich begraven, zich verbergenv -
6 candidature
candidature [kãdiedaatuur]〈v.〉♦voorbeelden:retirer sa candidature • zich terugtrekken als kandidaatf1) kandidatuur -
7 enfermer
-
8 désengagement
désengagement [deezãgaazĵmã]〈m.〉♦voorbeelden: -
9 bille
bille [biej]〈v.〉6 houtblok♦voorbeelden:avoir une bille de clown • er komisch uitzienf1) biljartbal2) knikker3) kogeltje4) kop, snoet5) houtblok -
10 retraite
retraite [rətret]〈v.〉1 pensioen(geld) ⇒ pensioen(uitkering), ouderdomspensioen, AOW(-uitkering)♦voorbeelden:retraite anticipée • vervroegd pensioen, VUTêtre à la retraite • met pensioen zijnmettre qn. à la retraite • iemand pensionerenprendre sa retraite • met pensioen gaan〈 ook figuurlijk〉 battre en retraite • zich terugtrekken, de aftocht blazen→ maisonf2) aftocht, terugtocht3) retraite5) schuilplaats -
11 retraité
retraite [rətret]〈v.〉1 pensioen(geld) ⇒ pensioen(uitkering), ouderdomspensioen, AOW(-uitkering)♦voorbeelden:retraite anticipée • vervroegd pensioen, VUTêtre à la retraite • met pensioen zijnmettre qn. à la retraite • iemand pensionerenprendre sa retraite • met pensioen gaan〈 ook figuurlijk〉 battre en retraite • zich terugtrekken, de aftocht blazen→ maisonadj -
12 battre en retraite
battre en retraitezich terugtrekken, de aftocht blazen -
13 désister
désister (se) [deeziestee]〈 werkwoord〉 -
14 reprendre ses billes
-
15 retirer sa candidature
retirer sa candidature -
16 s'enfermer dans
-
17 barricader
barricader [baariekaadee]♦voorbeelden:1. v1) versperren2) goed (af)sluiten, dichttimmeren2. se barricaderv -
18 abstraire
abstraire [aapstrer]1 zich losmaken (van) ⇒ zich afzonderen, zich in gedachten terugtrekken♦voorbeelden:1 il ne pouvait s'abstraire de l'idée affreuse • hij kon de vreselijke gedachte niet van zich afzetten -
19 rétracter
rétracter [reetraaktee]1 herroepen ⇒ intrekken, terugnemen2 samentrekken ⇒ intrekken, terugtrekken1 zijn woorden terugnemen ⇒ zijn woorden intrekken, herroepenv1) herroepen, intrekken2) terugtrekken, samentrekken -
20 cloîtrer
cloîtrer [klwaatree]♦voorbeelden:1 zich afzonderen ⇒ zich geheel terugtrekken, zich afsluiten (van de buitenwereld)
- 1
- 2